Letselschade na een val van een paard kan aanzienlijke juridische en medische gevolgen hebben. Het kan hierbij gaan om fysiek letsel, zoals botbreuken, hersenletsel of rug- en nekklachten, maar ook om psychisch letsel, zoals posttraumatische stressstoornis (PTSS). De juridische afhandeling van letselschade na een paardrijongeval is complex en afhankelijk van diverse factoren, waaronder de aansprakelijkheid van de betrokken partijen en de omstandigheden van het ongeval.
De aansprakelijkheid voor een paardrijongeval kan gebaseerd zijn op verschillende wettelijke bepalingen:
- Risicoaansprakelijkheid van de bezitter van een dier (art. 6:179 BW)
Op grond van artikel 6:179 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de bezitter van een dier aansprakelijk voor de schade die het dier veroorzaakt, tenzij er sprake is van overmacht of een andere rechtvaardigingsgrond. Dit betekent dat als een paard onverwacht schrikreacties vertoont of zich onvoorspelbaar gedraagt, waardoor de ruiter valt of waardoor een voorbijganger trapt, de eigenaar van het paard aansprakelijk kan worden gesteld voor de opgelopen letselschade. - Contractuele aansprakelijkheid
Indien de schade is ontstaan tijdens een georganiseerde activiteit, zoals een paardrijles of buitenrit, kan er sprake zijn van contractuele aansprakelijkheid. De manege of organisator van de activiteit kan aansprakelijk zijn wanneer zij hun zorgplicht hebben geschonden, bijvoorbeeld door onvoldoende voorzorgsmaatregelen te treffen of het paard niet goed te trainen of in toom te houden (art. 6:74 BW). Er kan dan sprake zijn van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
Bij de beoordeling van letselschade na een ongeval waar een paard bij betrokken is, wordt ook gekeken naar de mate van eigen schuld van het slachtoffer. Indien de ruiter of de omstander onzorgvuldig heeft gehandeld, bijvoorbeeld door instructies niet op te volgen of het paard verkeerde rijkunstige hulpen te geven of door zonder toestemming een paard te dicht te naderen, kan de aansprakelijkheid gedeeltelijk of volledig worden verminderd op grond van artikel 6:101 BW. De rechter kan in zo’n geval een billijkheidsafweging maken en bepalen in hoeverre de schade wordt vergoed. Daar is heel veel rechtspraak over met zeer veel verschillende uitkomsten.
Bij letselschade kan het slachtoffer aanspraak maken op verschillende vormen van schadevergoeding:
- Materiƫle schade: Hieronder vallen medische kosten, kosten voor huishoudelijke hulp, reiskosten, en inkomensderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid.
- Immateriƫle schade (smartengeld): Dit is een vergoeding voor de pijn, het leed en het psychisch lijden dat het slachtoffer heeft ervaren. De hoogte van het smartengeld wordt bepaald aan de hand van de aard en ernst van het letsel, de duur van het herstel en de impact op de kwaliteit van leven.
De beoordeling van de aansprakelijkheid en de hoogte van de schadevergoeding is afhankelijk van de omstandigheden van het ongeval en de juridische kwalificatie op grond van de toepasselijke wetsartikelen en jurisprudentie. Het is daarom raadzaam om in geval van letselschade juridisch advies bij ons in te winnen en goede hulp te krijgen bij het regelen van de schade. Dat is natuurlijk zeker van belang als er jonge kinderen bij een ongeval met paarden betrokken zijn.